top of page
LOGO FINAL1.png

Jerseys

De koe met de meest rijke melk

Jerseys

We hebben veel te vertellen

Wij melken Jerseys, in eerste instantie omdat ze de meeste melk (na geiten) van gras kunnen maken.

Ze zijn licht van gewicht en hebben een goed karakter en passen hiermee heel goed in een (voornamelijk) gras gebaseerde boerderij. 

 

Op deze pagina hebben we alle informatie van ons over onze koeien.  

Fokkerij

Wij geloven in een bedrijfsspecifieke koe, een koe die op onze grond (zand) optimaal presteert. Een koe die van gras melk kan maken. We werken met eigen stieren, van de beste koeien. We hopen hiermee een koe te fokken die goed bij ons bedrijf past. 

 

Voor de fokkerij een Interview met Jan Schilder (Triple A)

 

Het is beter uitgelegd bij deze blog.  

Onze ideale koe

Gras zo goedkoop mogelijk omzetten in voedsel van hoge kwaliteit, dat is ons vastomlijnd hoofddoel. Daar hoort een ideale koe bij, maar hoe vind je die?


Kijken naar de omgeving

Als je op zoek gaat naar de ideale koe moet je jezelf een paar dingen afvragen. Met welke producten wil je de koeien voeren? Welke producten en reststromen zijn er in jouw gebied overvloed beschikbaar? In ons geval is dat heel veel gras, klavers, kruiden en veldbloemen. Deze zijn allemaal gemakkelijk te telen. Bovendien kunnen de gewassen door de koeien zelf goedkoop geoogst worden.

Ook is het cruciaal om jezelf af te vragen of je koeien hebt als schakel tussen gras en melk, of slechts om een hoge productie te behalen. Daarbij maakt het niet uit of je eigen gras of kuil gebruikt. De laatste vraag die je moet stellen is of je vooral vlees of melk produceert.


Per gebied een andere koe

Onze boerderij staat in het teken van melk. We willen een bedrijf creëren dat 1000 jaar kan bestaan. De koe is de schakel tussen gras en melk. Maar welke koe past daar het beste bij? Om dit te ontdekken moeten we terug in de geschiedenis. Grote gedeeltes van Friesland waren destijds ongeschikt voor de akkerbouw, ook ons gebied hoorde daarbij. Eigenlijk waren deze gebieden alleen maar geschikt als weidegronden. Het Friese veenweidegebied is daar een goed voorbeeld van. Om dit landschap toch om te zetten in voedsel fokten de boeren een koe die afgestemd was op deze gebieden: de Friese koe. Daarbij gebruikten ze (bijna) geen granen, omdat die simpelweg niet voldoende beschikbaar waren. Dit was in de akkerbouwgebieden anders. De blaarkop was in Groningen bijvoorbeeld erg populair. Daar diende de koe als schakel voor de reststroom van de akkerbouw en als bemester voor de akkers.

 

De Friese dubbeldoelkoe

Omdat de Friese landschappen minder geschikt waren voor akkerbouw, was één van de speerpunten van de Friese fokprogramma’s het creëren van een dubbeldoelkoe. Dit moest een sterke melkkoe met een hoge restwaarde worden. De rest van Europa maakte juist een scherp onderscheid tussen melkkoeien en vleeskoeien. Bovendien was in Nederland een goede koe een mooie koe: op drukbezochte veekeuringen kregen de mooiste koeien de meeste punten. Vervolgens fokten ze met de stieren die het hoogste puntenaantal hadden. Omdat uiterlijk belangrijker was dan productie ontstond na verloop van tijd een kleine ronde koe die veel vlees heeft, maar minder melk produceert. In Noord-Holland hadden ze het beter in de gaten. Zij kochten de ‘scherpere’ (melktypische) stieren die de Friezen als waardeloos beschouwden. Met deze afgedankte stieren creëerden ze een veestapel die meer melk produceerde met gras.

 

Een koe per grondsoort

Wat ik vooral leuk vind aan het stamboek van de Friezen, is dat er een keuring was voor lichte gronden (zand en veen) en voor zware gronden (klei en leem). Op onze boerderij zitten we op de lichte grondsoort van zand en gedeeltelijk veen. We kunnen onze koeien dus niet vergelijken met de zware grond. Vroeger werd wel eens gezegd dat je als zandboer geen koeien van de klei kon kopen, maar als kleiboer wel koeien van het zand kon kopen. De koeien van de klei vielen op de zandgrond simpelweg om.

 

Met het bovenstaande verhaal in ons achterhoofd moeten we dus een koe creëren die zeer geschikt is voor onze grondsoort. We zijn grasboeren, dus we willen het liefst produceren van eigen grond, zonder input van buitenaf. Een akkerbouwer koopt zijn loods immers ook niet vol met aardappelen. Daarom kunnen we het beste kijken naar de theorieën van de grasboeren uit bijvoorbeeld 1940 en boeren uit Nieuw-Zeeland en Ierland. Wat het meeste opvalt is dat de koeien klein van stuk zijn; ze hebben een gewicht van ongeveer 450 kilo. Ter vergelijking: het gemiddelde gewicht van een uitgegroeide koe is 600 kilo

 

Onze keus: De Jersey

Zoals gezegd: wij kiezen voor melk, niet voor vlees. Om gras om te zetten in melk hadden we meerdere keuzes. Een geit is het meest efficiënt, respectievelijk gevolgd door de ‘kleine’ Jersey, Holstein en de vleesrassen. Dat is ook wel logisch, want de dieren hebben minder gras nodig om volwassen te worden en hun lichaam te onderhouden.

 

Wat ons betreft hadden we drie keuzes:

 

  • De geit. Deze valt af omdat hij niet geschikt is voor beweiding

  • De Fries-Hollandse koe. Hier wordt niet meer volop mee gefokt en er zijn weinig goede koeien van beschikbaar.

  • De Jersey. Hier zijn veel dieren van beschikbaar en staat nog volop in de belangstelling.

 

Voor onze visie (gras omzetten in melk) is de Jersey dus de meest voor de hand liggende keuze. Daarom zijn we samen met mijn vader in 2014 afgereisd naar Denemarken om daar 120 Jerseyvaarzen te kopen. Deze Jerseys komen uit stalsystemen en zijn dus in principe niet geschikt voor een beweidingssysteem op lichte grond. Vandaar ook dat we begonnen zijn met vaarzen van 12 maanden. Zo konden ze nog een heel jaar leren weiden. Waarschijnlijk behalen we de volledige potentie van de dieren nog niet. Dat kan dus beter.

 

Doorontwikkelen tot de ideale koe

Door middel van melkcontrole weten we hoeveel melk de koeien geven. Ook weten we het eiwitgehalte en vetpercentage. Dat is eigenlijk nog belangrijker omdat we daarop betaald worden. Uit deze gegevens (verdeeld over alle lactaties van de koe) worden de beste stieren aangehouden. Een stuk of zeven stieren worden tijdens de opfok veelvuldig beoordeeld tot de beste twee of drie stieren overblijven. Dit zijn dieren die uitermate geschikt zijn voor onze boerderij. De moeders hebben zich immers al bewezen en de stieren zijn goed ontwikkeld op alleen gras.

 

Deze stieren gebruiken we vervolgens om de hele veestapel te bevruchten. Daarbij gaan we er vanuit dat deze kalfjes nog weer beter passen op onze boerderij. In ieder geval beter dan de stieren uit de blaadjes van fokkerij-organisaties. Dit patroon herhalen we ieder jaar weer. Waarschijnlijk zijn onze koeien over 15 jaar nog steeds bruin en officieel van het ras Jersey. Toch denken we dat de koeien er anders uit zullen zien dan de aangekochte vaarzen uit Denemarken.

 

 

Met vriendelijke groet

 

Bartele Holtrop

Kalfjes (niet) bij de koe

In de zoektocht naar een ideale boerderij, hebben we twee jaar een test gedaan om de kalfjes bij de koe. In de verhalen hieronder vertellen we in de eerste waarom we enthusiast zijn. Het laatste verhaal gaat over waarom kalfjes bij de koe een slecht idee is.

Kalfjes bij hun moeder, goed idee?

Een blog uit eigen ervaring. Maatschappelijk gezien is het een heet hangijzer. Veel dierenactivisten willen graag dat de kalfjes bij de koe blijven. Maar wat houdt het in voor de boer? Eén van onze doelen is om koeien te houden die 15 jaar meegaan, en dan vooral op gras. Hoe moeten we dit aanpakken? We hebben daarin verschillende proeven gedaan.

Onze ervaringen van het eerste jaar

Het eerste jaar probeerden wij om vier kalveren bij de moeder te houden. Dat was een prachtig gezicht, maar er zaten nogal wat haken en ogen aan. We hadden alleen de vaarzen (koeien die voor de eerste keer moeder zijn geworden) aan de melk. Als één van de kalfjes om melk vroeg stonden alle koeien direct paraat en hielden hun melk op. Het kalf komt altijd op de eerste plek, daarna de boer. Een moeder houdt instinctief melk achter voor haar kalfje. Er komt wel melk, maar de toeschietreflex blijft uit. Als dat bij één koe gebeurt vinden we dat niet zo erg, maar als het bij alle koeien gebeurt is het onmogelijk om een financieel gezonde boerderij op te bouwen.

Daarom gaven we het eerste jaar al onze kalveren melk met de emmer. Ongeveer zes tot acht liter jerseymelk per dag voor een periode van 14 weken. Daarna speenden we de gezonde kalveren af en lieten ze over aan het voorjaarsgras. Dat ging helaas fout, omdat de pens en de darmen van het kalf nog niet in staat zijn om voldoende eiwit uit het gras te halen om zich goed te ontwikkelen. Afspenen op 12 weken is in de gangbare melkveehouderij heel gewoon, omdat daar genoeg luxe krachtvoer beschikbaar is om de kalveren mee te voeren. Maar wij willen wij kalveren geen granen voeren, dus deze optie viel af. Onze kalveren kregen een enorme groeiachterstand, en hebben dit na drie jaar nog niet ingehaald. Dat is doodzonde natuurlijk, vooral omdat we in het begin wilden besparen op krachtvoer en melk. In plaats daarvan hebben we nu een lichting vaarzen die 100 procent te duur was.

Wat kon er beter?

Het tweede jaar deden we weer een kleine proef met de kalveren bij hun moeder. Zes van de 15 kalveren konden onbeperkt melk drinken en met de kudde meegaan. Dat was fascinerend omdat de inmiddels oudere koeien hun melk niet ophielden, was dit probleem opgelost. Ook groeiden de kalveren als kool, waren (te) snel ter been en werden niet ziek. Kerngezond dus! Maar wat vooral opviel was dat de moeders de kalveren direct leerden om hooi en gras te eten.

Wat zeggen anderen?

De adviseurs zeggen: “Beste boer, als jij jouw kalveren geen granen voert hebben ze een achterstand op de pensontwikkeling!”

Volgens onderzoek is de pens anders ontwikkeld van kalveren die alleen gras en melk krijgen. Dat is spannend want we melken alleen op gras, zonder granen dus. Het kalf eet veel sneller hooi en gras als ze bij haar moeder loopt, in vergelijking met een opvoeding door de boer. Alleen vind ik het zo vreemd dat een dier dat alleen gras en melk krijgt, minder efficient is in het omzetten van het gras naar melk. Ik denk dat we pas over een paar jaar genoeg ervaring hebben om hier goed antwoord op te geven.

De collega’s zeggen: “Beste boer, als jij jouw kalveren onbeperkt melk laat drinken heb je veel minder melk om te verkopen! Waar betaal je de rekeningen dan van?”

Daar was ik inderdaad ook bang voor. Maar we hopen, en verwachten, dat het kalf de extra melk die ze drinkt (laten we zeggen 500 liter extra) tijdens haar eerste lactatie alweer compenseert. De eerste twee kalfjes (waaronder Valentijn en Elianne) van 2015 hebben nu allebei gekalfd toen ze 20 maanden oud waren. Ze geven niet opvallend meer melk dan hun groepsgenoten die 24 maanden oud zijn. Maar ze geven wél vier maanden langer melk tijdens hun eerste lactatie! Daarbij merken we dat de voerefficiëntie enorm is in de eerste maanden van een kalf. Elke liter melk de ze drinkt wordt omgezet in groei.

De dierenartsen zeggen: “Beste boer, als jij jouw kalveren in de kudde laat opgroeien kun je ze allemaal besmetten met dierziekten!”

Dit is het meest vage onderwerp omdat we hier binnen één jaar geen antwoord op hebben. We doen mee aan alle programma’s en hebben de hoogst haalbare ziektestatus. Als koeien drager blijken te zijn van een bepaalde ziekte verkopen we ze direct, maar we kunnen nooit uitsluiten dat ze de hele koppel kalveren besmet. Wat we wel weten is dat kalveren die verzorgd zijn door hun moeder nooit ziek worden. Ze hebben heel veel verse biest tot hun beschikking. Ook in de melk later in de lactatie zitten nog antistoffen. Onder babyvoedingreclames staat niet voor niks: “Niets is beter dan moedermelk”.

Bovendien heeft het kalf ook een goede invloed op de moeder. Na de geboorte likt de moeder haar kalf helemaal schoon, en stimuleert daarmee de bloedsomloop van het kalfje. Maar wat ook erg interessant is: het slijm op de huid van het kalfje heeft een extreem hoge energetische waarde. Ook in de nageboorte zit veel energie, en dit eet de koe ook op. Dit alles is een enorme boost voor de pensenergie en zorgt voor een vliegende start van de lactatie. Fascinerend!

Wat doen we nu?

We gaan door met het plaatsen van kalveren bij hun moeder. Als de koeien in de winter op stal staan doen we zelfs meerdere kalveren bij één moeder. Dat komt vooral omdat we de stal te gevaarlijk vinden voor de kalfjes. Tijdens het weideseizoen gaan de kalveren mee de kudde in en blijven de pasgeboren kalfjes bij hun eigen moeder. Alhoewel het kalf meestal niet honkvast is, en soms stiekem een slokje melk bij andere koeien scoort. We houden maar 20 kalveren en vier stieren per jaar aan. De andere kalfjes verkopen we op een leeftijd van twee tot drie weken aan andere boeren. Hun moeders hebben daardoor langer last van het gemis ten opzichte van koeien waarvan ze het kalf direct na de geboorte weghalen, dat is minder leuk.

In deze vlog vertel ik wat over Rianne die bij haar moeder mag blijven

Kalfjes bij de koe? (Geen) goed idee!

Maatschappelijk gezien is het een heet hangijzer. Veel mensen zien graag dat kalfjes bij de koe blijven. Wij waren nieuwsgierig naar hoe dit zou uitpakken voor onze koppel en begonnen begin voorjaar een experiment door de kalfjes bij de koe te laten. Hiermee proberen we ook een stapje dichterbij (ons) ideale manier van boeren, omdat dit goed past binnen ons motto maximaal inzetten van de natuur om een hoge kwaliteit voedsel te creëren.

Het idee hierachter was om te voldoen aan de subjectieve behoeftes (zoals bijvoorbeeld emoties) van de koeien en niet zo nodig omdat de maatschappij dat graag wil zien. De (pleeg)moeder geven de kalveren namelijk veel meer dan alleen maar melk. In de blog: http://boerbart.nl/kalfjes-bij-hun-moeder-goed-idee/ zijn nog een aantal redenen beschreven waarom wij overwogen om dit jaar de kalfjes bij de moeder te houden.

Na de geboorte en een poosje op stal te hebben gestaan zijn de kalveren en moeders sterk genoeg om samen in een kudde naar het natuurgebied te gaan. Ze lopen hier nu ongeveer een maand en we kunnen concluderen dat het prachtige kalfjes zijn geworden. Ze zijn goed in conditie, hebben mooie hoorns en ze zijn erg snel!

Jammer genoeg pakken niet al onze experimenten voor onszelf positief uit. Bij de start waren we allemaal enthousiast over de resultaten. Maar deze week kan ik mijzelf wel voor de kop slaan. De dieren zijn namelijk te weinig aan mensen gewend en tonen natuurlijk vluchtgedrag. Wij kunnen ze simpelweg niet benaderen. Ze gaan dwars door sloten, rietvelden en bossen en het is onmogelijk gebleken om ze te drijven of te roepen. Zelfs met behulp van voldoende mankracht, een quad en een kippennet lukt het ons niet.

Waar de kalveren van vorig jaar ons als moeder zagen en we keurig in een optocht van weiland naar weiland konden verhuizen. Zien deze kalveren ons nu als hun vijand en weten ze niet hoe ver ze weg moeten rennen. De kans is groot dat deze dieren door hun gedrag nooit geschikt worden voor onze manier van boeren. Waardoor we slachten serieus moeten overwegen.

We weten dat de discussie over kalfjes bij de moederkoe met name wordt gevoerd door mensen die zelf niet van de boerderij af komen. En dat is prima we blijven daardoor kritisch naar ons systeem kijken. We moeten blijven nadenken over de natuurlijke behoeften van dieren en aansluiting proberen te vinden. Maar we kunnen nu wel concluderen dat het is niet voor niets dat de kalveren in een vroeg stadium weg gehaald worden bij hun moeder. Simpelweg omdat de dieren te wild worden om mee te kunnen werken. Dit kunnen wij nu openhartig bevestigen. Hoe mooi het plaatje ook is dit experiment hangen wij officieel in de boom en is mislukt.

Met vriendelijke groet Bartele Holtrop

ps. Op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen op onze boerderij? meld je dan aan voor de nieuwsbrief. Door een mail te sturen naar bart@boerbart.nl met als onderwerp Nieuwbrief.

#Kalfjesbijdekoe

boerbart-logo_speelboerderij_wit.png
bottom of page